Requiem in c van Cherubini

Wie het levensverhaal van Luigi Cherubini (1760-1842) opent, vindt daar in de eerste plaats de geschiedenis van een politiek overlever. Met name omdat deze Italiaan werkte in Parijs, vóór, tijdens en ná de franse revolutie.

Zijn vader was clavecinist in Florence, daar wordt hij al vroeg en degelijk ingewijd in de muziektheorie, en schrijft hij zijn eerste opera’s. In 1787 trekt hij naar Europa’s toenmalige culturele hoofdstad Parijs. Via koningin Marie Antoinette krijgt hij een baan als directeur van een theater, daarvoor zal hij een lange serie volksopera’s schrijven. Onderwerpen zijn figuren uit de klassieke oudheid, maar ook historische drama’s, die het publiek aan het denken zetten over lot en geluk. In de woelingen van die dagen van revolutie is het deze kunstvorm die overleeft. Als nationaal poëet, kan ook Cherubini, met de guillotine om de hoek, ongeschonden blijven leven en werken.

Ook onder Napoleon verliest hij zijn aanzien niet. De keizer vond hooguit van zijn muziek dat hij “veel lawaai” produceerde. Voor de soldaten mag hij dan een serie marsliedjes schrijven in de trant van: “Een franse jongen is niet bang voor de dood”. Dat levert aan Cherubini de keurige orde van Légion d’honneur op. Als Napoleon verdreven is, keren in het Ancien Régime oude tijden weer. Op de troon komt nu de broer van de onthoofde Lodewijk, Lodewijk XVIII. Die verheft Cherubini tot nationale muziekpaus, en uit die dagen stamt ons Requiem in c.

Het is geschreven voor een openbare bijeenkomst ter herinnering aan de onthoofding van de vorige vorsten, Lodewijk XVI en Marie Antoinette. In het kader van nationale verwerking van de gruwelijkheden van de revolutie, wordt hier gegrepen naar de klassieke tekst van het Requiem van de rooms-katholieke kerk. Daarin wordt God gevraagd om aan de gestorvenen “eeuwige rust” te geven.
De klassieke Requiemtekst vertelt in barokke beelden en passant ook wat er gebeurt als de mens NIET door God gered wordt. Het laat zich denken dat in 1816 de gruwelijkheden van de revolutie meeklonken in de beleving van de hoorders. En omdat in die dagen het Franse koningschap hersteld werd, mag je in dit Requiem ook een element verwachten van hofmuziek à la de Zonnekoning. Cherubini heeft zijn religieuze muziek pas in zijn latere levensjaren geschreven. Er kwam verderop ook nog een Requiem in d, maar dat is alleen voor mannenstemmen, omdat een bisschop bezwaar maakte tegen vrouwen in het kerkkoor. Cherubini was geen mystieke ziel, in de religie boeide hem de orde. En eerder, in de periode van de revolutie, schreef hij rustig ook opera’s die toegewijd waren aan “l’Humanité”. Cherubini, een muzikale alleskunner en een artistiek overlever, in een woelige tijd.

Het requiem bestaat uit de volgende acht delen:
1. Introïtus
2. Kyrie
3. Sequentia
4. Offertorium
5. Sanctus
6. Benedictus
7. Agnus Dei
8. Communio: Lux aeterna

De katholieke leer stelt dat het opdragen van een requiemmis het verblijf van de zielen in het vagevuur zal bekorten. Het requiem heeft een vaste tekst. Van het ordinarium, de gewone gedeelten van de mis, worden het Gloria en het Credo weggelaten. In plaats daarvan zijn de hymne Dies irae en het Libera me erin opgenomen. Het Agnus Dei wordt besloten met de woorden dona eis requiem in plaats van dona nobis pacem. Op het requiem sluiten verder de gezangen In paradisum en Chorus angelorum aan.

Reacties zijn gesloten.