Het Requiem van Verdi

 

‘Een raadselachtig stuk’, zegt dirigent Riceardo Chaifly over het Requiem van Verdi. Overrompelend, striemend, meedogenloos – met (bijna) altijd die klap-BOEM. Een opera in kerkvermomming’?’ Je moet de weg naar de sacrale Verdi iedere keer weer zelf ontdekken.

Door Roland de Beer / bron Volkskrant.


Vraag iemand die voor het eerst het Requiem van Verdi heeft gehoord naar het fragment waarvan hij denkt dat het hem zal bijblijven. De ondervraagde zal het Dies irae noemen. Altijd overrompelend, ook voor hen die weten dat het eraan zit te komen: die striemende uithalen, de grote trom die dwars tussen de pauk- en orkestklappen door zijn dreunende afterbeats geeft, een koor dat uitbarst in radeloosheid en consternatie. ‘Dies irae’, de herkenningstune van Verdi’s dodenmis.

Hans Kerkhoff, ex-muziekchef van de VARA, hoorde Verdi’s Requiem voor het eerst op 14 augustus 1937. Kerkhoff weet dat zeker, want hij besloot destijds dat hij het nooit meer zou vergeten – en noteerde de datum, verpletterd als hij was door de ‘superieure meedogenloosheid’ waarmee de zweepslagen van de Dag des Oordeels werden uitgedeeld onder leiding van Arturo Toscanini.
Cristina Deutekom zong ooit de sopraanpartij in een uitvoering onder Riccardo Muti, en zag bij de repetitie van het ‘Dies irae’ de jonge Muti van zijn dirigeerverhoging duikelen, pal voorover het orkest in. Omdat het slagwerk uitbleef. Er kwam geen (klap)-BOEM. Volgens Deutekom ‘leunen dirigenten op de klank’, maar Riccardo Chailly, die zich de ramp kan voorstellen, vermoedt dat zijn collega het slachtoffer is geweest van een shock. ‘Een grote trom die niet thuis geeft in deze passage, dat is ongeveer het ergste dat je kan overkomen.’

Hans Kerkhoff had Muti met Verdi’s Requiem te gast in de VARA-matinee van 16 oktober 1971. Ook deze datum staat de 90-jarige Kerkhoff in het geheugen gegrift, want zelden zag hij een dirigent die emotioneel zo was uitgevloerd. ‘Muti zei: “Zo doe ik dat niet nog een keer, want het wordt mijn dood.” Hij had alles gegeven. Toen ik hem later met het Requiem hoorde in Londen, was de uitvoering inderdaad minder geladen. Ik denk dat Toscanini de enige was die in het Requiem alles kon geven, en toch afstand kon bewaren.’

De Duitse dirigent Hans von Billow schreef in mei 1874 vanuit Milaan een ‘voorverhaal’ in de Allgemeine Zeitung. Het Requiem waarvan Verdi de premiere zou gaan dirigeren in de Milanese San Marco-kerk, was een werk van de ‘almachtige bederver van de Italiaanse smaak’. ‘Zijn jongste opera in kerkgewaad zal spoedig ook in de Scala aan publieke bewondering worden blootgesteld.’ Later bad Von Billow Verdi om vergiffenis voor zijn ‘zonde’. Hoezo?, luidde Verdi’s reactie. ‘Misschien had u de eerste keer wel gelijk.’ De notie ‘opera in kerkvermomming’ zolu het Requiem blijven aankleven. Het is ook niet mis, wat het koper des doods in het ‘Tuba mirum’ aanricht – een royale poging het toch al redelijk imponerende effect van de ‘Egyptische trompetten,’ in Verdi’s Aida naar de vergetelheid te blazen. Ook niet mis zijn de etherische strijkers die zich in het ‘Agnus Dei’ naar hogere gesternten spelen – net als in de Aida-ouverture. Als de vocale soli hier en daar al niet de herinnering levend houden aan Amelia (Un ballo in maschera), Ramfis of Radames, dan wijst, andersom” de getormenteerde aanhef van het ‘Libera me’ wel vooruit naar het Ave Maria van de onschuldige Desdemona uit Otello – tot zich in dit ‘Libera me’ opnieuw de storm van het ‘Dies irae’ aandient. Volgens Chailly een ‘welhaast uitgeschilderde scène’.
Toch zal Chailly zich tot zijn laatste snik verzetten tegen de term ‘opera in zeven akten over het Eeuwige Gerecht’, zoals het stuk nog altijd staat omschreven in een populaire Rororo-pocket. Chailly: ‘Dit stuk valt niet te dirigeren zonder dat je Verdi’s opera-idioom door en door kent. Toen ik ooit aan het Requiem begon, had ik al veel opera-Verdi gedirigeerd, vroege Verdi, midden-Verdi, late Verdi. Maar het is niet zo, dat als je alle opera’s kent, dat je dan ook alle problemen van het Requiem hebt opgelost. Het is een raadselachtig stuk. Het ontsluit zich niet vanzelf. je moet de weg naar de sacrale Verdi iedere keer weer zelf ontdekken.’
Het slotdeel ‘Libera me’ was het eerste fragment dat Verdi componeerde, na de dood van collega Rossini in 1868. Verdi’s voorstel was dat alle Italiaanse componisten van betekenis een deel zouden bijdragen aan een requiem dat een jaar na Rossini’s dood moest worden uitgevoerd in Bologna. De gevraagde stukken kwamen binnen, maar de pan-ltaliaanse kettingcompositie bleef onuitgevoerd.

Toen in mei 1873 de zeer oude Alessandro Manzoni, schrijver en dichter van het vrije Italië, was uitgegleden over een kerktrap, trof de dood van het nationaals idool Verdi zo diep in het hart ‘dat er wel een heel Requiem m6est komen’, zegt Chailly. ‘Maar er zijn aanwijzingen dat hij er zijn hele leven al mee bezig was, en alleen nog de geschikte aanleiding nodig had.’

Uit het al bestaande ‘Libera me’, onttrokken aan de nagedachtenis van Rossini, ontwikkelde zich niet alleen het ‘Dies irae’, maar ook de aanhef ‘Requiem aeternam’ met het murmelende koor; een eerste deel dat volgens Chailly zo aarzelend en blanco is getoonzet dat het klinkt alsof Verdi bij de gedachte aan de eeuwige rust ‘slechts kan stamelen’.

Chailly:’Verdi’s angst voor de dood is sterker dan zijn relatie met God. Die is, voorzover al aanwezig, troebel en controversieel.’ ‘Aldoor is er in het orkest de beweging naar omlaag, en tenderen de timbres naar het zwarte en donkere’, vindt Chailly – tot in de laatste lage C, die alleen te produceren valt op de vijfsnarige contrabas. ‘Zelfs bij het “Lux aeterna”, zo licht en subliem als het is, scheurt de aarde open in een diepe Bes. Forte-pizzicato van de contrabassen, meesterlijk.’

Verdi’s verhouding tot de kerk mag ronduit problematisch zijn geweest, getuige alleen al zijn opera-portretteringen van de priester als gewetenloze inquisiteur (Don Cdrlos), stuntelende zondaar (Stiffelio), respectievelijk malloot (La forza del destino). Maar met de Dood wist Verdi het, voor hij eenmaal aan het Requiem toe was, liefst 28 maal op een akkoordje te gooien, in evenzovele operatragedies met fatale afloop (inclusief de tekstomwerkingen en remakes). In het Requiem, met zijn Latijnse mistekst waarvoor hij nu eens geen librettist door de mangel hoefde te halen, gaat Verdi door, waar de opera’s ophouden.

Chailly:’In de opera speelt Verdi met de dood. in het Requiem kijkt hij de dood in de ogen.’
‘Verdi’s angst voor de dood is sterker dan zijn relatie met God. Die is, voorzover al aanwezig, troebel en controversieel.

Reacties zijn gesloten.