Opera Nabucco

DE OPERA NABUCCO
Eerste akte: Jeruzalemf-2000-nabucco-10

In de tempel van Salomon
Vol angst en beven bidden de Joden tot hun God, dat Hij ze voor de Babyloniërs, die onder leiding van hun koning Nabucodonosor (Nabucco) voor de poorten van de stad staan (Gli arredi festivi) zal beschermen. Zacharias, de hogepriester, komt binnen. Bij hem is Fenena, de dochter van Nabucco. Zacharias stelt het volk gerust door op de hulp van God te rekenen. Fenena zou als gijzelaar kunnen fungeren bij de vredesonderhandelingen tussen de Joden en de Babyloniërs (Sperate, o figli! …. Dégitto lá sui lidi) Ismael, de neef van de Joodse koning brengt de boodschap dat de voorhoede van de Babylonische krijgers niet meer te stuiten is. Zacharias roept het volk op de vijand terug te dringen. Nadat hij Fenena onder de hoede van Ismael heeft gesteld, verwijdert hij zich met het volk om de stad en de tempel te verdedigen (Come notte a solfulgente). Ismael en Fenena die heimelijk verliefd zijn op elkaar blijven alleen achter. Ismael herinnert Fenena eraan hoe zij hem uit de kerker heeft bevrijd waarin hij als Joodse gezant geworpen was toen hij voor onderhandelingen in Babylonië was. Hij is nu vast besloten haar uit deze situatie te bevrijden en wil met haar de tempel uitvluchten. Op dit moment echter lukt het enige als Joodse soldaten vermomde Babylonische krijgers de tempel binnen te dringen. Zij worden aangevoerd door Abigail, die als eerste dochter van Nabucco doorgaat. Zij kent Ismael nog uit Babylon, waar zij verliefd op hem is geworden. De beide geliefden, Ismael en Fenena, treedt zij vol haat en sarcasme tegemoet. (Prode gurrier!). Maar dan bekent zij Ismael haar liefde voor hem (Io t’amava!). Zij is bereid het Joodse volk te redden als hij haar liefde beantwoordt; hij wijst haar echter af.
In de tempel verzamelen zich weer de Joden die tevergeefs geprobeerd hebben tegenstand te bieden (Lo vedeste?) Nabucco bereikt te paard de ingang van de tempel, waar Zacharias hem de toegang weigert; hij zal Fenena doden als de koning van Babylon het waagt deze heilige plaats te ontwijden. Nabucco schijnt toe te geven en komt van zijn paard af (Si finga … Trenzin gl’insani), maar zijn godslasterlijke taal doet de hogepriester in woede ontvlammen. Als Zacharias op het punt staat Fenena te doden werpt Ismael zich tussenbeide en bevrijdt Fenena uit de handen van Zacharias. Nu, op het moment dat Nabucco zijn dochter veilig in zijn armen heeft, beveelt hij zijn soldaten de tempel te plunderen en in brand te steken (Mio furor, non più costretto). Abigail, door Ismael afgewezen, laat haar haat jegens het Joodse volk de vrije loop. Zacharias en de Joden vervloeken Ismael die door de bevrijding van Fenena zijn vaderland heeft verraden (Dalle genti sei rejetto).

 

Tweede akte: De godslasteraar.f-2000-nabucco-07

Eerste scène: Een vertrek in het Babylonische paleis.
Abigail heeft de hand weten te leggen op een document dat haar ware afkomst verraadt. Zij, die voor de oudste dochter van Nabucco wordt aangezien, is in werkelijkheid een slavin. Ondanks deze ontdekking geeft zij haar eerzuchtig streven naar macht niet op. Zij is woedend op Nabucco die, terwijl hij afwezig is voor een veldslag tegen de Joden, Fenena de heerschappij van het lijk heeft toevertrouwd en haar, Abigail, van het slagveld terug naar Babylon heeft gestuurd. Haar verachting en wraaklust jegens Fenena zijn grenzeloos: Fenena wordt door Ismael geliefd en mag ook nog de troon bestijgen! Alle gevoelens van menselijkheid en liefde, waarvoor zij eerst ontvankelijk was, zijn nu vergeten (Ben io t’ínvenni … Anch’io disciuso un giorno).De hogepriester van Baal komt op, gevolgd door Babylonische magiërs. Buiten zichzelf van opwinding bericht hij Abigail dat Fenena de Joodse gevangenen heeft vrijgelaten. Om verder onheil te voorkomen moet Abigail de macht overnemen. Daarom heeft hij het valse bericht laten rondstrooien dat Nabucco in de strijd is gevallen. Abigail gaat op het aanbod van de hogepriester in en verheugt zich al bij de gedachte dat zij eindelijk de troon zal bestijgen (Salgo giá del trono aurato).

 

Tweede scène: Een zaal in het koninklijk paleis.
Zacharias is, begeleid door een Leviet die de tafelen der wet draagt, op weg naar de vertrekken van Fenena. Hij wil de dochter van Nabucco tot het Joodse geloof laten bekeren en hij vraagt God hem bij deze hoge opdracht te helpen (Vieni, o Levita! … Tu sul labbro de’ veggenti). De Levieten verzamelen zich in de zaal. Ook Ismael voegt zich bij hen, maar hij wordt door eenieder beticht van verraad en versmaad en veracht (Il maledetto non ha fratelli). Zacharias, zijn zus Anna en Fenena komen de zaal binnen. Anna spreekt Ismael vrij van verraad en zij kondigt de Levieten de bekering van Fenena aan. Dan komt Abdallo, een trouwe officier van Nabucco binnengestormd. Buiten adem vertelt hij dat Nabucco dood is en dat Abigail de macht heeft overgenomen. Deze is inmiddels met de hogepriester van Baal de zaal binnengekomen om Fenena de koningskroon af te nemen. In de opwinding en algemene verwarring stormt Nabucco met zijn soldaten binnen en vordert de kroon voor zichzelf. Hij belastert zowel de God van de Joden als de God van Baal, die de Babyloniërs zover gebracht heeft dat zij hun koning verraden hebben. Hij wil nu als enige God vereerd worden en dreigt Zacharias en alle Joden met de dood als zij niet voor zijn Goddelijke macht willen buigen. Bij de woorden ‘Niet de koning ben ik, nee, ik ben God’ treft een bliksemstraal zijn hoofd. De kroon valt op de grond; iedereen is verstomd; alleen de stem van de koning -waarin al het begin van waanzin is te bespeuren is te horen: “Wie ontneemt mij de koningskroon?” (Chii mi toglie il regio scettro?). Hij smeekt zijn dochter Fenena hem te helpen maar Abigail pakt vlug de kroon op en zet hem op haar hoofd.

 

Derde akte: De Profetie.

Eerste scène: De hangende tuinen van Babylon.
Abigail is dank zij de waanzin van Nabucco koningin van het rijk geworden en krijgt nu de eerbetuigingen van het volk en van de machtsbekleders van Babylonië (Ã lassiria una regina). De hogepriester van Baal overhandigt haar het doodsvonnis van Fenena en de Joden. Zij moet daarin toestemmen maar zij veinst nog enige besluitenloosheid. Nabucco verschijnt in armoedige kleding en zijn geest is verward. Abigail geeft de menigte het bevel zich te verwijderen en toont de koning, met wie zij nu alleen achtergebleven is het doodsvonnis. (Donna, chi sei?). Nabucco weigert het te ondertekenen, maar als Abigail hem zijn zwakte en besluiteloosheid verwijt bezegelt hij het vonnis. Als hij dat gedaan heeft wordt hij zich bewust van het feit dat hij daarmee ook het doodsvonnis van zijn dochter Fenena heeft getekend. Maar het is te laat. Abigail heeft het vonnis reeds aan de wachters overhandigd. Nabucco vervloekt de slavin en zoekt tevergeefs naar het document waarin de afkomst van Abigail is vastgelegd. Deze echter toont hem het document en scheurt het voor de door angst bevangen Nabucco kapot (Oh, di qual’onta aggravasi). Abigail is op het toppunt van haar triomf beland en veroordeelt Nabucco tot haar gevangene. Deze smeekt haar zijn dochter te sparen (Deh, perdona). Hij biedt Abigail de alleenheerschappij van de Babylonische troon aan als zij Fenena spaart. Alle smeekbeden zijn tevergeefs; Abigail, die zich nu eindelijk kan wreken, is niet te overreden.

 

Tweede scène: Aan de oevers van de Eufraat.
Geketend worden de Joden gedwongen tot slavenarbeid. Vol smart herinneren zij zich hun verloren vaderland, de Jordaan en Jeruzalem (Va pensiero). Zacharias probeert zijn volk moed in te spreken. In een visioen spreekt hij de profetie uit dat het einde van hun slavernij en de verwoesting van Babylon nabij is (Oh, chi pinage ?… Delfuturo nel buio discemo).

 

Vierde akte: Het gebroken afgodsbeeld.

Eerste scène: Een vertrek in het koninklijk paleis.
Nabucco ontwaakt verward uit zijn slaap en hoort stemmen in de verte. Eerst weet hij niet waar hij is en wat er allemaal gebeurt. Als hij naar het raam loopt ziet hij hoe zijn dochter temidden van de Joden geketend naar het schavot wordt geleid. Hij beseft nu dat hij een gevangene is in zijn eigen koninklijk. Hij bidt tot de God van de Joden; hij smeekt om vergeving en zweert de tempel in Jeruzalem weer op te bouwen als Hij zijn dochter spaart (Dio di Giuda).Het vertrouwen in God troost hem en zijn geest wordt weer helder. Als hij een van de deuren wil openbreken komt Abdallo met de koningsgezinde soldaten binnen. Samen met hen rent hij naar buiten om Fenena te bevrijden en de verraders te straffen (Cadran, cadranno i perfidi …0 prodi miei, seguitemi).
Tweede scène: De hangende tuinen van Babylon.
Op de klanken van een treurmars verschijnen Fenena en de ter dood veroordeelde Joden. Gesterkt door de troostende woorden van Zacharias heeft zij zich in haar lot geschikt (Oh, dischiuso è il firmamento!). Door de plotselinge tussenkomst van Nabucco en zijn soldaten worden zij en de veroordeelde Joden van de dood gered. De koning geeft het bevel het afgodsbeeld van Baal te verwoesten, maar het beeld stort vanzelf in stukken in elkaar. Nabucco staat de Joden toe in vrijheid naar hun vaderland terug te keren; hij nodigt allen uit neer te knielen en de enig ware God te aanbidden (Immenso Jeovah). Door twee soldaten ondersteunt verschijnt Fenena. Zij heeft zichzelf vergiftigd en is de dood nabij. Zij vraagt Fenena om vergiffenis en vraagt Nabucco haar met Ismael te beschermen. Stervend smeekt zij de God van de Joden haar niet te veroordelen (Su me â morente âesanime). Als zij dood neervalt voorspelt Zacharias Nabucco dat bij koning der koningen zal zijn als hij de ware God vereert.

Reacties zijn gesloten.